Jonkvrouw Jutte van Erp, getrouwd met de edelman Jan die Swert, bewoonde omstreeks 1400 de Gasthuishoeve. Het huwelijk bleef kinderloos en in die tijd was het vrij gebruikelijk dat een deel van de bezittingen na werd gelaten aan een liefdadigheidsinstelling. Zo ook bij Jutte. Zij stierf in 1433 en zij werd beschouwd als een vrijgevige dame want in haar nalatenschap werd in “Rooi” een gasthuis met zeven huisjes voor zeven arme alleenstaande vrouwen gesticht.
De pacht die de hoeve opleverde diende ervoor om de arme vrouwen enigszins een goed bestaan te geven. De pachter moest de pacht in natura (rogge, boekweit, takkenbossen, heiturf en olie) op het gasthuis betalen. Deze werd onder de vrouwen verdeeld. Later werd dit omgezet naar geld en kregen de vrouwen ieder één gulden in de week. Met Pasen, Kerst en tijdens de kermisdagen kreeg ieder nog 50 cent extra. In 1857 kon het 13 vrouwen herbergen, maar in de regel waren er maar zeven vrouwen die volledige verzorging genoten.